Experimentele theorievorming: Adriaan De Roover

Academisch steekspel

De enige die in het avant-gardenummer verder reikt dan emotionele argumenten om de avant-garde te verdedigen, is ontegenspreklijk Adriaan De Roover. Als een waar theoreticus zet hij uiteen waarom Lissens' humanitaire visie hopeloos verouderd is. Adriaan De Roover, op dat moment een vroegexperimenteel dichter die net zijn eerste bundel gepubliceerd had, gaat dus in directe aanval op niemand minder dan de hoofdredacteur. 

"Wanneer Dr. R. F. Lissens beweert dat eksperimentele poëzie onzuivere poëzie is, dan spreekt hij vanuit een eeuwen en eeuwen oude kultuurtraditie die wil, dat de kunst, in casu de poëzie, in de eerste plaats een maatschappelijke functie heeft. Dit laatste nu is een bekommernis waarvan de avant-gardistische dichters zich volkomen bevrijd voelen." 

Die 'eeuwen en eeuwen oude kultuurtraditie', waarover De Roover het heeft, lijkt inderdaad overeen te komen met de poëtica die Lissens 'zijn' blad oplegt. In het volgende nummer krijgt Lissens nog een recht van antwoord, maar die kan eigenlijk nauwelijks zijn punt maken, waardoor Adriaan De Roover met de pluimen gaat lopen. Die laatste had reeds in 1955 een essay gepubliceerd waarin hij zijn visie op het experiment uiteenzet. 

Ook De Roover verwijst naar tijdschriften en dichters die volgens hem de moeite waard zijn om op te volgen. Zo valt de naam Adriaan Peel, Ben Klein, en ... De Roover zelf. Het is evident dat hij dit themanummer niet zou laten voorbijgaan zonder aan 'Gedicht en grafiek' van De Tafelronde te refereren en zichzelf te legitimeren. Eerder had hij al in het essay 2x over poëzie in korte schetsen zijn poëtica uiteengezet. Zijn stellingen in 2x over poëzie zijn dan ook de bouwstenen voor zijn bijdrage in De Periscoop waar hij als een waar theoreticus der Vijfenvijftig de vaagheid van paraplutermen als 'experimenteel' en 'avant-garde' aanvalt. Die begripsverwarring illustreert voor hem precies waarom er "geen fraaie leuzen, noch vlammende slogans" meer vatbaar zijn. 

Geheel in de lijn van 2x over poëzie komt ook het non-engagement van de dichter ter sprake: de avant-gardekunstenaar is een relativist; hij heeft geen dienende, absolute functie. Een gedicht moet los staan van de ethische stellingname van diens auteur. Net dàt is voor traditionele critici maar moeilijk te begrijpen. "Nooit zijn dichters minder bruikbaar geweest voor de maatschappij waarin zij leven als de 55-tigers", aldus De Roover. 

Voorts verwijten de traditionalisten de experimentelen dat zij geen voorgeschiedenis hebben. De Roover lacht dit weg. Niets komt volgens hem "zomaar uit de lucht vallen". Experimentelen bouwen net wel voort op hun avant-gardistische voorvaderen, met name kubisme, surrealisme, lettrisme en andere -ismen uit het interbellum. 

adriaan de roover ex.jpg

Referenties Adriaan De Roover