terug

Aflevering 13: een penseel van wachten

Kaft.png
P1060328.JPG
Gedicht 1.JPG
Ets1.JPG
Gedicht 2.JPG
Ets2.JPG
Gedicht 3.JPG
Ets3.JPG
kladblad 2.JPG
Kladblad7.JPG
P1060346.JPG

Een 'Penseel van wachten' is het dertiende deel van Hoofts bibliofiele serie. Het werk bestaat uit drie gedichten en drie etsen van Roel Richelieu van Londersele.

Type
boek
Bewaarinstelling
Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience
Datum van creatie
08.1977
Maker
Roel Richelieu Londersele, van
Medewerker
Leus, Herwig
Materiaal/Afmetingen
linnen
papier: Vélin d'Arches 250 gr.
hoogte: 670 mm
breedte: 520 mm
Objectnummer
D/1977/2012/3
Taal
Nederlands
Locatie/Tijd
Uitgeverij Hooft: Aalst
gedichten gedrukt door Drukkerij Erasmus: Gent
etsen gedrukt door Roger van Akelijen: Antwerpen
Rechten
Geen Creative Commons - Alle rechten voorbehouden
Transcriptie
[Kunstmap]

roel richelieu van londersele
roel richelieu van londersele
een penseel van wachten

[Gedicht 1]

1.

de schelp van het woedende ongedierte is
week geworden, doorwaadbaar als vlees
dat de gewrichten van de tijd
heeft verborgen, met zandlopers en tafels
met tafels en zandlopers

maar de lopers verlaten het zand
en betreden de koorden, dansend tussen
de penselen van het nooit gebeurde.
de vledermuis van het wachten verkiest
de nabijheid van het ongeduld.

en in de stilte van de kamer heeft Rubens
zijn buste achtergelaten, geen gebaar,
geen twijfel, ontsnapt aan de voelhoorns
van tijd en versiering, alleen
in de verveling alleen.

[Gedicht 2]

2.

gedecoreerd in de wanorde van de kouseband
verlaat de struisvogel het dal des lusten.
op de horizon rust bedrieglijk de stilte
gevlucht uit de gezondheid van haar eigen tepel:
rubens is een hoed en tevreden

maar een struisvogel dient om het hoofd
te bedekken, om het hoofd koel te houden,
en om vraagtekens in de oren te verbergen.
roekeloos draagt deze vrouw een uier
van verdriet naar de dieren.

zo zal hij de toevlucht van de verte verwarmen
magerder dan zichzelf en lager
dan het gesprek dat een vergissing is
en gedoemd om niet tot in de diepten
door te dringen.

[Gedicht 3]

3.

de ruiter is een uitvinder,
een zoen die de overdrijving achter
een verborgen olifant heeft verborgen
zo kan ons niets gebeuren want de speer
is zacht en bezet met haren

en in de verte bekent de kleine broeder
zijn schuld, moedeloos om het verlies
van zijn ruiter, klein om de horizon niet te
doen schrikken, zo ook heeft behoedzaam
de aap zijn veilige mouw verlaten.

en boven dit circus verzinnen
drie vogels hun dagelijkse flagrante leugen,
geschaduwd door de duisternis, vergezeld
van vleugels, want ook hier is stilstaan
een oud gebruik om te sterven.