Het tijdschrift De Tijdstroom is opgericht in 1930 en stond onder de redactie van Pieter Geert Buckinx, André Demedts, Lode Lagasse, Franz van Bogaert, René Verbeeck en Jan Vercammen.

Van de Tijdstroom verschenen er vijf jaargangen (tot 1934). Elke jaargang omvat twaalf afleveringen. Van de vijfde jaargang zijn maar vier afleveringen uitgegeven. De belangrijkste auteurs zijn naast de redactiemedewerkers, Joannes Reddingius, Huib Aerts (pseudoniem van Elmar Borg), J. Decroos, Urbain van de Voorde en Albe (pseudoniem van Renaat Anton Joostens).

In het eerste nummer wordt vermeld dat het blad zich profileert als het ‘Orgaan der katholieke Vlaamse jongeren’. De ondertitel valt weg vanaf de tweede jaargang. Met de Tijdstroom probeerde de redactie een breed interesseveld te creëren met aandacht voor ‘de meest actuele kunstuitingen, zowel op het gebied van poëzie, proza, toneel en muziek als van beeldende kunst.’

Het tijdschrift presenteert niet enkel gedichten en proza, er verschenen ook prenten, kritische beschouwingen, recensies en programmatische bijdragen. In het manifest wordt vermeld: ‘Verder verlangen wij, naast een overzicht van de buitenlandse kunststromingen, een vergelijk te vinden in de angstwekkende chaos der vaak taktloze en meestal bevooroordeelde kritiek.’ Het aandeel van de poëzie is overwegend groter dan het proza. Het zwaartepunt van dit onderzoek is de poëzie van de Dertigers in De Tijdstroom. De bijdragen van twee belangrijke medewerkers worden besproken die al sinds de oprichting van het tijdschrift actief zijn in de redactie, met name Pieter G. Buckinx en André Demedts. Beiden hebben hun invloed uitgeoefend op de Tijdstroom.

Met behulp van enkele artikels in de Tijdstroom en het individuele literaire werk , wordt de perceptie van de literatuur in het periodiek geschetst. Naast deze persoonlijke visies, wordt ook aandacht besteed aan de volgende vragen: wie waren de Dertigers? Welke plaats nam de poëzie in ten opzichte van het literaire landschap van die tijd? Hoe profileerde de Tijdstroom zich? Met behulp van het twee teksten van Demedts en Buckinx probeer ik deze vragen te beantwoorden.

Dit project kadert in de lessenreeks van professor Y. T'Sjoen, Nederlandse Letterkunde V.


Collectie-items