op schoolreis leerde ik u kennen als tuig
dat allemans armen en benen uit wou rekken.
terstond stopte ik met groeien. zo perplex was ik.
maar ook ik speelde de verbeelding van het kind
kwijt en keerde koen en onverschrokken naar u terug.
ik deelde dorst en honger, botste aan een schoolpoort
tegen een geweldige liefde op. zo wist u mij te strikken.
toch durf ik niet te stellen dat ik mijn laatste woorden
lukraak bij u neerleg. ik ben vaak van u weg.