In Wijvenheide (De Arbeiderspers, 2012) vindt Luuk Gruwez zichzelf opnieuw uit. Zijn thematiek is weer volstrekt origineel.
Weemoed verdwaalt er in digitale tijden, vrouwen zijn er op talloze manieren superieuze wezens, het lichaam wordt er verkend van kruin tot aars, de liefde bezongen in al haar schakeringen van verheven tot laag bij de grond. Steeds meer komt de mens die in al zijn lamentabele vleselijkheid bedreigd wordt door een almaar wreedaardiger wereld centraal te staan in Gruwez' poëzie.
En dat alles is gedrenkt in een idioom dat uitbundig maar ook ondergangszwanger geurt naar gordijnen van purperfluweel.