Hadewijch, Vlaams en katholiek

Inmiddels worden de mystieke geschriften van Hadewijch als één van de absolute hoogtepunten van de Nederlandstalige literatuur beschouwd. Het feit dat deze middeleeuwse dichteres tot de canon van onze letteren is doorgedrongen, hebben we in niet geringe mate te danken aan de Vlaamse jezuïet Jozef van Mierlo (1878-1958). In de twintigste eeuw speelde van Mierlo een cruciale rol in de studie en de verspreiding van Hadewijchs oeuvre. Hij wijdde tientallen publicaties aan de mystica en gaf haar werk twee keer volledig uit. In zijn artikels benadrukte de jezuïet steevast de bijzondere literaire kwaliteit van haar teksten. Op die manier legde hij de basis voor de grote bewondering die Hadewijch ook vandaag nog geniet.

 

Foto profiel JvM door Edgar Barbaix.gif

Foto van Jozef van Mierlo door Edgar Barbaix.

Foto portet JvM door Felix Timmermans.gif

Tekening van Jozef van Mierlo door Felix Timmermans

Foto Editie Liederen Jvm .jpg

Hadewijch, Strophische gedichten, 2 delen (ed. J. van Mierlo). Antwerpen: Standaard-Boekhandel, 1942.

Foto Editie Brieven JvM.jpg

Hadewijch, Brieven, 2 delen (ed. J. van Mierlo). Antwerpen: Standaard-Boekhandel, 1947.

Foto Editie Visioenen JvM.jpg

Hadewijch, Visioenen, 2 delen (ed. J. van Mierlo). Antwerpen: De Vlaamsche Boekenhalle, 1924-1925.

In 1906 maakte Jozef van Mierlo als student Germaanse filologie aan de universiteit van Leuven voor het eerst kennis met de mystieke geschriften van Hadewijch. Het was zijn thesispromotor professor Lode Scharpé die hem op de teksten van de middeleeuwse mystica wijst. Meteen raakte van Mierlo in de ban van Hadewijch en hij besluit dan ook zijn proefschrift aan haar te wijden. Het was het begin van een levenslange fascinatie en een indrukwekkende academische carrière.

Edities en studies

Van 1908 tot 1912 verzorgde van Mierlo een eerste editie van het verzameld werk van Hadewijch ter voorbereiding van zijn diepgaande studie naar de middeleeuwse dichteres.  In die periode schreef hij ook zijn proefschrift over haar, dat in 1911 door de Académie royale de Belgique wordt bekroond. Daarnaast publiceerde van Mierlo vanaf 1908 in het tijdschrift Dietsche Warande en Belfort verschillende detailstudies over de historische figuur achter Hadewijch.

 Later zou van Mierlo nogmaals een complete uitgave van Hadewijch’s oeuvre publiceren. Van 1924 tot 1952 maakte hij achtereenvolgens een kritische editie van de visioenen, de strofische gedichten (nu: liederen), de brieven en de mengeldichten. De 119 afzonderlijke teksten werden telkens voorafgegaan door een korte samenvatting en een inhoudelijke commentaar waarin hij de krachtlijnen van de mystieke theologie van Hadewijch uiteenzet. De teksten zelf werden opgehelderd met woordverklaringen en annotaties bij de moeilijke passages.

 Van Mierlo wilde de mystica echter ook voor een breed publiek toegankelijk maken, en begon in 1923 aan een bloemlezing van haar poëzie.  Het boek werd in 1931 gepubliceerd onder de titel De poëzie van Hadewijch. Het doel van zijn onderneming onderstreepte van Mierlo in de inleiding. Hij wilde ‘de gedichten van Hadewijch in ruimeren kring niet slechts bekend, maar ook genietbaar te maken’.

 

Hadewijchbeeld

In de talloze publicaties die van Mierlo tijdens zijn academische carrière aan de middeleeuwse dichteres wijdde, schoof hij een eigenzinnig Hadewijchbeeld naar voren. Zijn visie op de mystica was gekleurd door zijn Vlaams-katholieke achtergrond. Als jezuïet onderstreepte hij steevast het belang van de religieuze dimensie in haar werk en als flamingant lijfde hij haar in de Vlaamse literatuurgeschiedenis in.

Eerst en vooral benadrukte van Mierlo in zijn teksten het religieuze karakter van Hadewijch. Haar leerstellingen waren allerminst in strijd met de kerkelijke orthodoxie, zoals niet-confessionele kwatongen wel eens durfden te beweren. Volgens de jezuïet waren de ‘Strofische gedichten’ bijvoorbeeld godsdienstige poëzie voor ‘den geloovige, den katholiek, de hoogste.’ De middeleeuwse mystica zelf stelde hij voor als ‘onze Vlaamse Sint Theresia’.

Daarnaast onderstreepte van Mierlo de plaats van Hadewijch in de Vlaamse literaire traditie. De mystica was voor hem ‘de beste uit onze dietsche middeleeuwen’. Met zijn diepgaande studie naar de middeleeuwse dichteres en de verspreiding van haar teksten, wilde hij het Vlaamse volk dan ook een eigen (literatuur)geschiedenis geven, die qua prestige niet moest onderdoen voor de Franse traditie.

Ook legde van Mierlo in zijn publicaties steevast de nadruk op de literaire kwaliteiten van Hadewijch’s teksten. De middeleeuwse mystica was volgens hem een ware kunstenares. Zo schreef hij in zijn Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden (1939): ‘Zij zou van gisteren kunnen zijn, of van vandaag, even goed als van morgen. Te allen tijde zou ze begroet zijn geworden als een machtige kunstenares, altoos even jong, even van haar tijd, omdat zij iets van de eeuwigheid uitbeeldt’.

Met zijn talloze publicaties over Hadewijch en zijn indrukwekkende edities van haar werk maakte de Vlaamse jezuïet Jozef van Mierlo haar mystieke geschriften toegankelijk voor een breed publiek van academici en literair geïnteresseerden. Zijn bijdrage aan het canoniseringsproces van de middeleeuwse dichteres kan moeilijk overschat worden.