Enkele gedichten

Gedicht Na-Oorlog - Herman Van Snick jaargang 1.jpg
Gedicht De Dood - Joseph-André Deroose - jaargang 1.jpg
Gedicht De Wuivende - Pieter de Prins- derde jaargang.jpg

Het gedicht Na-oorlog van Herman Van Snick werd in de eerste jaargang gepubliceerd. Er bestaat geen twijfel dat dit gedicht een ‘klassiek gedicht’ is, voornamelijk omdat het vormelijk om een sonnet gaat. Bovendien gebruikt de dichter rijm, ook een typisch ‘classicistisch’ kenmerk. Inhoudelijk heeft de ik-persona, zoals de titel al aangaf, het over de naoorlogse situatie. Het vraagt zich af wat er van de mensheid moet worden na de oorlog: “Verwijt ons ook de wanhoop niet./Bereken liever hoeveel kansen/Uw dwaze wereld ons nog biedt.”. Waarschijnlijk spreekt de ik-persona een goddelijke instantie aan: “O, gij, die smalend nederziet”. Het gedicht wil een ontevredenheid met het heden en een angst voor de toekomst uiten.

Ook het sonnet De Dood van Joseph-André Deroose verscheen in de eerste jaargang van De Meridiaan en is ‘classicistisch’. De publicatie van deze bijdrage bevestigt bovendien de dominantie van ‘klassieke poëzie’ in het literaire veld op dat moment:  De Dood werd namelijk in 1951 met de E.H. Decraene-prijs bekroond. Het feit dat de redactie dit gedicht in De Meridiaan publiceert bewijst hoe alomtegenwoordig de ‘klassieke poëzie’ was in de jaren ’50. Jury’s van literaire prijzen, die bijna altijd bestonden uit ‘traditionelen’, lieten altijd hun voorkeur blijken voor de ‘klassieke traditie’. Voor de ‘experimentele dichter’, en mede voor een ‘experimenteel tijdschrift’ was dit een moeilijk te doorbreken vicieuze cirkel. Het is dan ook niet abnormaal dat er in de eerste jaargang zo veel naar de ‘traditie’ neigende gedichten verschenen: het is niet zo gemakkelijk om van een dominante opvatting los te komen.

Pieter De Prins publiceert in de derde jaargang een gedicht dat door zijn vorm erg opvalt tussen de andere poëzie: De Wuivende bestaat uit 15 + 12 + 9 verzen en drie strofes. Er is hier geen rijm meer te bekennen. Het gedicht is open en geeft zo de lezer de kans om er een eigen interpretatie aan te geven. De Prins is duidelijk de overtuigde ‘experimenteel’ die hij in zijn eigen manifest beschrijft: het gedicht kan als praktische omzetting van zijn theorie beschouwd worden.