Ruimten: nieuw-realistische poëzie waar woord beeld wordt en omgekeerd.

In Amerika pleit Martin Luther King in 1963 met zijn droom voor de burgerrechten. Zes jaar later landt de eerste mens op de maan, muziekgroepen experimenteren met nieuwe genres en de anticonceptiepil zorgt in 1962 voor een ware seksuele revolutie. De maatschappij aan de andere kant van de grote plas veranderde grondig: consumptie, liberalisering en democratisering waren de nieuwe pijlers. Die nieuwe kijk op de samenleving blies ook een nieuwe wind door het culturele landschap: kunst was niet langer voor de happy few, maar stond tussen de mensen en was in staat de maatschappij te veranderen. Dit was ook voelbaar in Nederland en Vlaanderen.

In 1961 richtte Luc Wenseleers het tijdschrift Ruimten op. Het eerste blad in Vlaanderen waarin nieuw-realistische poëzie aan bod kwam. De focus van nieuw-realistische poëzie verklaart zichzelf: met aandacht voor de ‘gewone dingen’ uit het alledaagse leven werd er op een nieuwe manier naar dezelfde werkelijkheid gekeken.

Acht jaargangen lang was Ruimten een ontmoetingsplaats voor dichters en beeldend kunstenaars. Indien Andy Warhol een blik tomatensoep nieuw leven kon inblazen door er een schilderij van te maken, dan kon de poëzie dat evengoed. De poëzie vertrok dan wel niet van tomatensoep, maar wel van een ideologie die we ook in de Amerikaanse Pop Art terugvinden. De kunst nam de alledaagse werkelijkheid als vertrekbasis. Zo ontstond nieuw-realistische poëzie.

Daarnaast gaf het tijdschrift Ruimten (1961-1969) ook ruimte voor heel wat beeldende kunst. Zo was het blad een ontmoetingsplaats van de nieuwe poëzie van de jaren ’60 met de gelijktijdige kunstopvattingen. In deze tentoonstelling bekijken we de kruisbestuiving tussen poëzie en beeldende kunst van wat dichterbij. 

Deze tentoonstelling kadert in het werkcollege van ‘Nederlandse Letterkunde V’ bij professor T’Sjoen van de UGent.