Poëzie van Achilles Mussche

Achilles Mussche, naast Joris van Severen de medeoprichter van Ter Waarheid, is een socialistisch geëngageerde dichter, schrijver en essayist. Hij groeit op in een Gentse sloppenwijk. Mussche zegt over zichzelf dat hij “maar een sjofel kind van grommende fabrieken en dokken [is], […] een kind van veel honger en een beetje vreemde teerheid en oneindige opstandige liefde.” Het is daarom niet verwonderlijk dat zijn werk thematisch wordt gekenmerkt door een sterke sociale verbondenheid en een diepe bekommernis om het menselijke lot. Herhaaldelijk richt hij zijn aandacht op het dubbele vaderland van zijn hart dat verscheurd wordt door de “innerlijke rijkdommen” enerzijds en de “broederschap met wie honger lijden” anderzijds. Vaak vloeien zijn gedichten uit in grote bladzijden lyrisch proza, waarbij hij met behulp van de typografie zijn woorden kracht bijzet. 

 

Achilles Mussche.gif

In Ter Waarheid is van zijn hand slechts één gedicht verschenen. Het kreeg de titel De Hongers van mijn hart en vult meteen drie bladzijden. Mussches poëzie lijkt de middenweg te zoeken tussen de traditionele en de expressionistische dichtkunst: het gedicht is weliswaar structureel, met een vast rijmschema opgebouwd, maar het grote verschil in lengte tussen de verzen verraadt het experimentele karakter van zijn kunst. Verschillende van de waarden die in Ter Waarheid uitgedragen worden, komen ook in dit gedicht expliciet aan bod. Zo vinden we wat het ‘universalisme’ betreft, allerlei aansprekingen van het lyrische ik ten opzichte van zijn medemensen: “o Broeders, er is mijn bloed een dubbel trekken”, “zit ik, o kameraden, bij avond, in den schaduwglans uwer gezichten” en “O Vader! en gij, mijne broers, mijn hart doleert door al uwe steegjes en naar eenzaam-vooruit- / geschoven wachten”. Bovendien komt in volgende verzen ook Mussches socialistische geest duidelijk naar voren: “Ook temidden van Uw roodste kan mijn hart niet vergeten / de jochies die ’t bleek van honger in sterrelooze steegjes zag, / hoe doodmoe moederken niets dan tranen heeft te geven aan ’t avondeten / en om die vroeg stroef-ingevallen mondhoeken nooit de verademing van een lach”.

Achilles Mussche trekt zich in 1922 terug uit de redactie van Ter Waarheid, omdat Joris van Severen “meer en meer onder de invloed kwam van Charles Maurras en van het Italiaans fascisme en ook meer aan aktieve politiek ging doen.”