Inleiding

Voorpagina.jpg

‘Vormen. Tweemaandelijksch tijdschrift voor letterkunde en kritiek’ is ontstaan in het interbellum, meer bepaald in het midden van de jaren dertig. De oorlog had de wereld toen veel leed veroorzaakt en dat zorgde zowel op persoonlijk als op literair vlak voor een hele ontnuchtering. De taak van de dichters bleek ook veel bescheidener dan geschetst werd door de vorige generatie. Deze desillusie en de veranderde tijdsgeest in het algemeen gaven ook aanleiding tot veranderingen op het literaire vlak. Wijzigingen in de poëtica of binnen de maatschappij zijn als eerste te zien of worden zelfs in de hand gewerkt door wat er in tijdschriften verschijnt. Zij zijn de kweekvijvers en tegelijk spiegels van sociale en literaire evoluties en dat maakt hen tot een zeer interessant studieobject.

‘Vormen’ illustreert heel goed de overgang en de vernieuwingen op literair vlak in de jaren dertig. De redactieleden - Pieter G. Buckinx, Paul De Vree en René Verbeeck – kondigen in hun programmatische tekst in de eerste uitgave van ‘Vormen’ aan dat ze de klemtoon willen verplaatsten van het algemeen menselijke naar een persoonlijke en vormgevende kracht. Ze pleitten voor een individuele poëzie waarbij het esthetische primeert op het ethische. Aan de hand van essays, poëziekronieken en gedichten maken ze hun vernieuwde opvatting duidelijk in ‘Vormen’.