De Vlaamse gedichten van Ernst van Heerden

IMG_20240129_Malan_EvH_Deus ex machina 93.jpg

Ernst van Heerden  werd geboren op 20 maart 1916 in Pearston. Hij liep school in Port Elisabeth en studeerde aan de Universiteit van Stellenbosch. Aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam (1938-1939) ontmoette hij onder andere W.E.G. Louw. De Tweede Wereldoorlog verhinderde een afronding van zijn Nederlandse studies en hij keerde samen met W.E.G. Louw terug naar Zuid-Afrika. In 1951 hervatte hij zijn buitenlandse studies aan de Universiteit van Gent. Daar haalde hij in 1953 de graad van doctor in de Letteren met de thesis: Die digterlike beeld, met spesiale verwysing na die poësie van N.P. van Wyk Louw.

Zijn ervaringen in Europa schreef Van Heerden neer in het autobiografische reisboek: Die ligtende trein. Outobiografiese vertellings (1988).

Over de Vlaamse gedichten van Ernst van Heerden schreef Lucas Malan een artikel in Deus ex machina (2000) nr. 93. In dit artikel beschrijft Malan hoe “twee Zuid-Afrikaanse studenten in Amsterdam hun doctorale studies [moesten] afbreken en met een passagiersschip naar hun geboorteland terugkeren.” (Malan, 2000:46)

Naar aanleiding van deze gebeurtenis schreef Ernst van Heerden:

Ons vaar dan verder: ’n helder driekleur aan die

mas…

Maar niks sou ooit weer wees, soos dit daardie somer

was.

 

Over de Vlaamse gedichten van Ernst van Heerden (Malan, 2000) biedt de lezer een interessante inkijk in de poëtische ervaring van Van Heerden. Zo leren we via gedichten over een bloeiende kerselaar hoe Van Heerden het Vlaamse landschap ervaren heeft. Malan wijst op de poëticale verwantschap tussen Ernst van Heerden en Martinus Nijhoff wanneer Van Heerden  in de Vlaams-landelijke context van zijn gedicht de beelden van nectar en bijen beschrijft.

Van Heerden heeft niet alleen aandacht voor het Vlaamse landschap; ook de middeleeuwse architectuur trekt zijn aandacht. In het gedicht Reisiger in Vlaanderen schrijft hij:

 

Hy

die kwintessens van stof –

wou in die Gotiese weelde van ou abdye

stof vergader

en ’n Middeleeuwse droom

oor God en deernis

’n liefdevolle mensheid stil ontdek.

Malan vergelijkt de culturele aandacht die Van Heerden besteedt aan Vlaanderen met de poëzie van C.L. Leipoldt, Elisabeth Eybers en Lina Spies. Hij vindt het “zinvol dat een ruime verzameling Afrikaanse dichtbundels van Ernst van Heerden onlangs een sympathieke thuis heeft gevonden in het Poëziecentrum” (Malan, 2000,48), toen nog gelegen aan de Hoornstraat 11 in Gent.