Het is ook belangrijk op te merken dat poëzie in de jaren dertig niet de meest prestigieuze vorm was. Dichtbundels werden weinig gekocht aangezien ze moesten opboksen tegen het proza. Bovendien was het door de invloed van uiteenlopende genres als toneel, proza en beeldende kunst een uitdaging om als dichter bekendheid te verwerven met deze eigen expressie en persoonlijkheid (Van Eyken 1964-1965, 15-16). Daarnaast heersten er dominante vraagstukken op het vlak van politiek, religie en esthetiek die de dichter ook in zijn fantasie en persoonlijkheid beknotten. Hierdoor zetten de ‘Vormen’-dichters zich af tegen maatschappelijke invalshoeken: ze kozen voor een wereld buiten de realiteit, een die niet tijdsgebonden was, maar die beantwoordde aan de eigen verbeelding. Poëzie was in tegenstelling tot het expressionisme niet langer een middel om de maatschappij te dienen.